De rechtbank in Arnhem is van mening dat het geschil over de te hoge bierprijs die de ondernemer naar zijn mening betaalt zich niet leent voor een kort geding. Een bodemprocedure is nu de volgende stap.

Ingewikkelde zaak

Begin maart troffen Heineken en Sopassoudakis elkaar voor de eerste keer tijdens een kort geding. De belangrijkste vraag die toen op tafel lag was of een bierbrouwerij als tussenhuurder ook de lasten van de horecasluiting moet dragen? En zo ja, op welke juridische grond moet dat gebeuren? Toen al werd duidelijk dat het onderwerp ‘te ingewikkeld’ werd bevonden voor deze vorm van rechtspraak. De rechtbank in Arnhem zou de zaak het liefst voorleggen aan de Hoge Raad maar dit zou te lang duren. Ook gaf Heineken aan hier niets voor te voelen. Dus besloot de rechter het zelf te doen in de vorm van een vonnis.

‘Zaak is te groot’

In het artikel dat Misset Horeca recent hierover publiceerde becijfert Sopassoudakis dat hij in de 19 jaar dat hij eigenaar is van de bistro tussen de €320.000 en €400.000 teveel heeft betaald over de inkoop van zijn bier. Het gevolg van de situatie dat hij onderneemt in een pand waarvan Heineken de hoofdhuurder is en hij dus geen maximale hectoliterkortingen kan bedingen. Amper korting dus, en een forse huur die ook doorloopt nu de horeca al maanden gesloten is. Zou het niet redelijk zijn als Heineken een fors deel hiervan schrapt om de pijn eerlijker te verdelen?

‘Op dat laatste is de rechter in haar uitspraak helemaal niet ingegaan. Wat mij natuurlijk bevreemdt omdat het daar de vorig keer ook over ging,’ aldus Sopassoudakis. Wel is door de rechter gekeken naar de vraag waarom hij voor zijn bier meer betaalt dan collega’s die niet gebonden zijn? ‘De rechter heeft zich daar niet over durven uitspreken. Daarvoor vinden ze deze zaak en de gevolgen die een uitspraak kunnen hebben ‘te groot’. Met mijn advocaat kijken we nu of we een bodemprocedure gaan aanspannen. Die acht ik zelf vrij kansrijk.’