De Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) is bedoeld voor flexwerkers die getroffen zijn door de corona crisis. De regeling kan nog tot 26 juli 2020 worden aangevraagd. Dit was 12 juli.
Max 1650 euro
Het gaat om een eenmalig bedrag van 1650 euro en daarvoor moeten de flexwerkers aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten de flexibele werknemers in februari minimaal 400 euro hebben verdiend en in april zeker de helft van hun inkomsten hebben verloren.
Geen WW of bijstand
Ze krijgen geen geld als ze in maart, april of mei een beroep hebben gedaan op WW, bijstand of een andere regeling.
Omdat de verwachting is dat meer mensen gebruik kunnen maken van de TOFA is eerder besloten de aanvraagperiode twee weken langer open te stellen dan gepland. De regeling kan tot 26 juli worden aangevraagd.
Voorwaarden voor de tegemoetkoming TOFA
Om de tegemoetkoming TOFA te krijgen, moet je aan al deze voorwaarden voldoen:
- Je was op 1 april 2020 minimaal 18 jaar oud en u had nog niet de AOW-leeftijd bereikt.
- Je sv-loon over februari 2020 was minimaal € 400.
- Je sv-loon over maart 2020 was minimaal € 1.
- Je sv-loon over april 2020 was maximaal € 550.
- Je sv-loon over april 2020 was minimaal 50% lager dan je sv-loon over februari 2020.
- Je kreeg over april 2020 geen uitkering of andere tegemoetkoming in uw inkomsten.
- Door verlies van inkomsten door de coronacrisis heb je de tegemoetkoming TOFA nodig voor kosten voor levensonderhoud.
Driekwart heeft inkomensverlies
75% van de flexwerkers in de horeca heeft gedurende de coronacrisis inkomensverlies geleden. Dit bleek eerder uit een enquête van horecaplanner en uitzendbureau L1nda onder duizenden bij dit bureau aangesloten flexwerkers.
Nauwelijks een spaarbuffer
De onderzochte groep betreft vooral jongeren die aan het begin staan van hun carrière of bijwerken om hun studie te bekostigen. Zij hebben nog nauwelijks een spaarbuffer opgebouwd. Gemiddeld hadden zij 2500 euro op hun spaarrekening en meer dan de helft van hen (52 procent) heeft dit spaargeld moeten aanspreken om in hun levensonderhoud te voorzien. Ruim een derde (35 procent) van de ondervraagden had zelfs geen spaargeld om aan te kunnen aanspreken.
